’t Was nacht toen u uw moeder baarde,
Een nacht zoo zwart als immer was.
Deze woorden van Bellamy of Helmers op den verrader des vaderlands, zijn van toepassing op
Pier Lupkes van Tjerkgaast,
die in verbond met Dotje Sibles van Grouw een verraderlijken aanslag op de stad Sloten heeft gewaagd.
De Grouwster fungeerde als schipper. Onder den bovenlast van ledige vaten had hij in het ruim van zijn schip gewapende manschappen verborgen. Zoo zou hij in den avond van 13 Mei 1588 als vrachtschipper de stad binnen komen en te middernacht haar overrompelen, want te twaalf ure, zoo was de afspraak met Pier Lupkes, zou deze de stad aan vier hoeken in brand steken, ten einde verwarring te stichten en daarvan profijt te trekken.
Dotje Sibles stak op den bepaalden tijd van wal, doch onverwacht brak er een storm los, die hem belette tijdig de stad te bereiken. Pier Lupkes was niettemin present en stichtte den brand, doch werd . . . . gevangen, ter dood veroordeeld en den 26sten Mei a.v. onthoofd.
Zijn hoofd werd op een staak tot een schouwspel verheven en op het noordeinde van het bolwerk geplaatst, nabij de Waterpoort, waar Dotje Sib1es gehoopt had de stad binnen te komen. Dit stuk speelde twee jaar voor de inneming van Breda door middel van een turfschip, doch in de Holl. Vad. Gesch. of Vad.. Gesch. van Holl. staat het niet vermeld. In de schoolboeken eindigt onze geschiedenis zoo ongeveer met de komst der Friezen en “Toch is het zeker ende gewis, Dat Holland een stuk van Friesland genomen is”, rijmt Melis Stoke.